- uittrekken
- {{uittrekken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [uitdoen] enlever2 [door trekken verwijderen] arracher3 [+ voor][bestemmen] réserver (pour)4 [uittreksel maken; onttrekken aan] extraire5 [uithalen] défaire6 [naar buiten trekken] tirer7 [langer maken] étirer♦voorbeelden:1 zijn jas uittrekken • enlever son manteau2 onkruid uittrekken • arracher les mauvaises herbestanden uittrekken • arracher des dents3 een bedrag voor iets uittrekken • affecter un montant à qc.een halve dag uittrekken voor iets • réserver une demi-journée pour faire qc.4 een boek uittrekken • résumer un livrevocht uittrekken • extraire du liquide6 een lade uittrekken • tirer un tiroireen uitschuiftafel uittrekken • mettre les rallonges à une table7 iets tot een draad uittrekken • étirer qc. jusqu'à la grosseur d'un filII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [naar buiten trekken] partir
Deens-Russisch woordenboek. 2015.